-
1 right
n. rechts, de conservatieven (politiek); rechterhand, -kant; recht; recht op voorrangright1[ rajt]1 recht ⇒ voorrecht, (gerechtvaardigde) eis♦voorbeelden:rights and duties • rechten en plichtenright of entry • recht van toegangright of primogeniture • eerstgeboorterechtthe right of free speech • het recht op vrije meningsuitingstand on one's rights • op zijn recht(en) staanall rights reserved • alle rechten voorbehoudenby rights • eigenlijkby right of • krachtens, uit rechte van, op grond van(as) of right • rechtmatig, op grond van een gerechtigde eishe has a right to the money • hij heeft recht op het geldwithin one's rights • in zijn recht→ own own/♦voorbeelden:he is in the right • hij heeft gelijk/heeft het recht aan zijn kantput someone in the right • iemand in het gelijk stellenon/to the/your right • aan de/je rechterkantIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 the rights (and wrongs) of the case • de rechte/ware toedracht van de zaak¶ put/set to rights • in orde brengen, rechtzetten————————right2〈 rightness〉1 juist ⇒ correct, rechtmatig♦voorbeelden:1 what's the right time? • hoe laat is het precies?he got the answers right • hij heeft de vragen juist (beantwoord)you were right to tell her • je deed er goed aan het haar te vertellenput/set the clock right • de klok juist/gelijk zettenstrike the right note, touch the right chord • de juiste toon aanslaan/vindenon the right side of fifty • nog geen vijftig (jaar oud)keep on the right side of the law • zich (keurig) aan de wet houdenlet's get this right • laten we de dingen even op een rijtje zettenput/set something right • iets in orde brengenput/set someone right again • iemand genezen/op de been helpennot in one's right mind • niet wel/helemaal bij (zijn) zinnenMister Right • de ware Jakob〈 informeel〉 (as) right as rain • perfect/helemaal in orde, kerngezondput/set someone right • iemand terechtwijzensee someone right • zorgen dat iemand aan zijn trekken komt/recht wordt gedaanall right • (erg) goed, primathat's right • dat klopt, ja zekerright (you are)!, 〈 Brits-Engels〉right oh! • komt in orde, doen weII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:it's a right mess • het is een puinzooi¶ right arm/hand • rechterhand, assistentkeep on the right side • rechts houden1 gelijk♦voorbeelden:how right you are! • gelijk hebt u!————————right3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————right4〈 bijwoord〉2 juist ⇒ vlak, regelrecht♦voorbeelden:1 right and left • aan alle kanten, overal, s en rechtsright, left and centre, left, right, and centre • aan alle kanten2 right ahead • recht/pal vooruitright behind you • vlak achter jeright, let's go • okay, laten we gaan -
2 square
adj. recht; rechthoekig; quitte; eerlijk; vierkant; loodrecht--------adv. vierkant, kwadraat; rechthoekig; eerlijk, openhartig--------n. vierkant; plein; kwadraat; recht; quitte; eerlijk--------v. vierkant maken; kanten; in het kwadraat verheffen; vierkant brassen; vereffenen; in het reine brengen; overhalen, omkopen; trotseren, onder ogen ziensquare1[ skweə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vierkant4 teken/winkelhaak8 oefenplein/terrein♦voorbeelden:¶ be/go back to square one • van voren af aan/opnieuw moeten beginnen→ magic magic/————————square2〈 squareness〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉3 eerlijk ⇒ fair; open(hartig) 〈 antwoord, bijvoorbeeld〉; regelrecht, vierkant 〈 weigering, bijvoorbeeld〉♦voorbeelden:a square chin • een vierkante kinone square metre • één vierkante meterthree metres square • drie meter in het vierkantsquare to • recht(hoekig) opmeet (with) a square refusal • nul op het rekest krijgenget a square deal • eerlijk behandeld wordengive someone a square deal • iemand eerlijk/royaal behandelenbe square with someone • eerlijk zijn tegen/met iemanda square peg (in a round hole) • de verkeerde persoon (voor iets)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 in orde♦voorbeelden:¶ be square with • effen/quitte zijn/staan met; op gelijke hoogte/voet staan metcall it all square • beschouw het als vereffend; we zijn/staan quitte, okay?————————square31 overeenstemmen ⇒ kloppen, stroken♦voorbeelden:1 square to • aansluiten/passen bij→ square up square up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 van een vierkant/vierkanten voorzien6 in orde brengen ⇒ regelen, vereffenen♦voorbeelden:5 square to/with • doen aansluiten bij, in overeenstemming brengen metsquare up one's debts • zijn schuld voldoen→ square away square away/————————square4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:square to • vlak/pal tegenover→ fair fair/ -
3 straight
adj. recht; eerlijk; in orde; puur--------adv. recht; eerlijk, in orde--------n. rechte eind (v. renbaan); eerlijkheidstraight1[ street] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————straight2〈bijvoeglijk naamwoord; straightness〉3 open(hartig) ⇒ eerlijk, recht door zee4 strak ⇒ in de plooi, correct5 ordelijk ⇒ geordend, netjes6 direct ⇒ rechtstreeks, zonder voorbehoud♦voorbeelden:straight whisky • whisky puurkeep (someone) to the straight and narrow path • (iemand) op het rechte pad houden5 get this straight • knoop dit even goed in je oren, begrijp me goedput/set the facts/record straight • alle feiten op een rijtje zettenset someone straight about something • iemand de ware toedracht over iets meedelen————————straight3〈 bijwoord〉1 rechtstreeks ⇒ meteen, zonder omwegen♦voorbeelden:tell someone straight out • iemand iets vierkant in zijn gezicht zeggenthink straight • helder denkenstraight away/off • onmiddellijk -
4 align
v. op een rij zetten, recht zetten; voorbereiden[ əlajn]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:align oneself with • zich aansluiten bij -
5 even
adj. gelijk; effen; even; parallel; quitte; zelfs; precies; kalm, niet snel te irriteren of boos te maken; deelbaar door twee, precies door twee te delen (Wiskunde)--------adv. zelfs--------v. plat maken, recht maken; gelijk makeneven1[ ie:vn] 〈bijvoeglijk naamwoord; evenness〉1 vlak ⇒ gelijk, glad2 gelijkmatig ⇒ kalm, onveranderlijk3 even5 eerlijk♦voorbeelden:2 even breathing • rustige/regelmatige ademhalingan even temper • een evenwichtig humeuran even temperature • een gelijkmatige temperatuureven odds • gelijke kansenbe/get even with someone • 't iemand betaald zettenfirst I was losing, now we're even again • eerst verloor ik, nu staan we weer quitteshe is even with me • ze staat gelijk met mij————————even21 gelijk worden ⇒ glad/effen worden→ even up even up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉————————even3〈 bijwoord〉1 zelfs♦voorbeelden:he doesn't even eat any more • hij eet zelfs niet meershe was unhappy, even weeping • ze was ongelukkig, ja zelfs in traneneven now • zelfs nueven so • maar tocheven then • zelfs toeneven if/though • zelfs al -
6 get up
opstaan, ontwakenget up♦voorbeelden:get up to • bereiken; gaan naar, benaderenwhat is he getting up to now? • wat voert hij nu weer in zijn schild?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen opstaan ⇒ doen rijzen/stijgen3 opmaken ⇒ op/aankleden, opsmukken4 maken ⇒ ontwikkelen, produceren♦voorbeelden:get oneself/someone up as • zich/iemand verkleden alsget up a(n)/one's appetite/thirst • honger/dorst krijgenget up to • doen bereiken -
7 interest
n. interesse, belangstelling; belang; rente, winst--------v. interesseren; belangstelling wekkeninterest1[ intrist] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:take much/a great interest in • zich sterk interesseren voor2 a matter of great interest • een zaak van groot gewicht/belangit's in the interest of the community • het is in het belang van de gemeenschaplend money at 7% interest • geld lenen tegen 7% renteI'll return his insults with interest • ik zal hem zijn beledigingen dubbel en dwars betaald zetten————————interest2〈 werkwoord〉1 interesseren ⇒ belangstelling inboezemen/wekken♦voorbeelden:can I interest you in a drink? • kan ik je overhalen om iets te drinken? -
8 own
adj. van mij (van jou, van haar, etc.); zelf--------v. behoren tot; dank verschuldigd zijn aan; erkennen; bezittenown1[ oon] 〈bijvoeglijk naamwoord; voornaamwoord〉1 eigen ⇒ van … zelf, eigen bezit/familie♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeienthey ate of their own cooking • zij aten uit hun eigen keukenleave someone to his/her own devices/resources • iemand aan zijn lot overlatenan own goal • een doelpunt in eigen doelput/set one's own house in order • orde op zaken stellentake the law into one's own hands • het recht in eigen handen nemen, voor eigen rechter spelentake matters into one's own hands • de zaak zelf onder handen nemenlet someone stew in his own juice • iemand in zijn eigen vet/sop gaar laten kokenbe one's own man/master • zijn eigen heer en meester/onafhankelijk zijnthe truth for its own sake • de waarheid op zich(zelf)my time is my own • ik heb de tijd aan mezelffor one's own use • voor eigen gebruiknot have a moment/minute/second to call one's own • geen moment voor zichzelf hebbenhe finally came into his own • eindelijk kreeg hij wat hem toekwamit has a value all its own • het heeft een heel bijzondere waardemay I have it for my own? • mag ik het echt hebben?/houden?he has a computer of his own • hij heeft zijn eigen computerfor reasons of his own • om persoonlijke redenenhave a way of his own • zo zijn eigen manier van doen hebbenmy own self • ikzelf, ik persoonlijkin his own (good) time • wanneer het hem zo uitkomt/uitkwam→ come into come into/————————own2♦voorbeelden:he owned to having said that • hij gaf toe dat hij dat gezegd hadII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 shoulder
n. schouder; berm--------v. duwen (met de schouders), dringen; zich (een weg) banen; op zijn schouders nemenshoulder1[ sjooldə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a shoulder of lamb • een lamsbout¶ put/set one's shoulder to the wheel • zijn schouders ergens onder zetten, ergens hard aan werken〈 informeel〉 (straight) from the shoulder • op de man af, recht voor z'n raap————————shoulder2♦voorbeelden:shoulder people aside • mensen opzij duwen met de schoudersII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 shoulder a great burden/responsibility • een zware last/verantwoording op zich nemen -
10 straighten out
-
11 title
n. titel, rang, eretitel, kop (in een krant), titel (van een boek); recht; eigendom; kampioenschap--------v. bij naam noemen; in de koppen (van de krant) zetten[ tajtl] -
12 have it out
verschillen overkomen,verschil van mening recht zetten -
13 per procuration
het optreden als gemachtigde (recht om handtekening te zetten in plaats van ander) -
14 rectification
n. het recht zetten, ongedaan maken; herstel -
15 stallage
n. staangeld, marktgeld, marktrecht; staanplaats op markt; recht om een kraam neer te zetten
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Spiel — 1. A grundehrlichs Spiel, sägt der Hämmerle von Aalen. (Aalen.) 2. Am Ende des Spiels wartet der Teufel. Engl.: Gaming has the devil at the bottom. 3. Am Spiel erkennt man, was in einem steckt. – Petri, II, 14. 4. An ein schön Spiel denkt man… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ehre — 1. Allweg die Ehren unsere Sitten verkehren. – Eiselein, 134. Engl.: Honours change manners. (Bohn II.) Frz.: Honneurs changent moeurs. (Eiselein, 134.) Lat.: Honores mutant mores: Hurres murres. (Eiselein, 134.) 2. An Ehren ab, an Schanden auf,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Chodecz — Chodecz … Deutsch Wikipedia
Noth (Subst.) — 1. Ai d r Nût fresst d r Taif l Flîja. (Oesterr. Schles.) – Peter, 453. 2. Aus der Noth hilft kein Schreien (Handeln). 3. Aus der Noth in den Tod. 4. Aus Noth trägt mancher Mann Sammthosen. (Görlitz.) Weil die Wochentagshosen zerrissen sind, muss … Deutsches Sprichwörter-Lexikon